In een gezond lichaam wordt ongeveer 99% water ontrokken uit de urine
voor deze het lichaam verlaat. Hierdoor wordt de urine geconcentreerd
van zo’n 180 liter tot 1 à 1,5 liter en wordt het water opgenomen door
het lichaam. Deze onttrekking van het water wordt onder andere geregeld
door het anti-diuretisch hormoon (ADH) 8-Arginine Vasopressine (AVP).
Dit hormoon bindt aan Vasopressine-2 receptoren (V2 receptor). Deze
binding zorgt ervoor dat de waterkanaaltjes in de nieren meer permeabel
worden, waardoor het water door het niercelmembraan kan stromen, zie
figuur 1a en 1b.[1,2]

figuur 1a; nefron uit een nier.[3]

figuur 1b; cel collecting duct, met in het basolaterale
membraan de V2 receptor
en in het luminale membraan het aquaporine 2.[1]
Wanneer het AVP onvoldoende wordt geproduceerd of niet goed werkt, treed
de binding met de V2 receptoren minder of helemaal niet op en wordt er
te weinig of geen water onttrokken uit de urine. In dit geval wordt
gesproken van Neurogene Diabetes Insipidus, wat verder buiten
beschouwing wordt gelaten.
Ook kan er sprake zijn van een verstoorde nierfunctie, waardoor de
nieren ongevoelig zijn voor het antidiuretische effect van het AVP. Deze
verstoorde nierfunctie kan veroorzaakt worden door het ontbreken van de
V2 receptoren of het ontbreken van de waterkanaaltjes, ook wel
aquaporines genoemd, in de nieren. In het geval van verstoorde
nierfunctie wordt gesproken van Nefrogene Diabetes Insipidus (NDI). De
urine wordt hierdoor veel dunner en wordt ongeremd uitgescheiden.
Hierdoor is er een grote kans op uitdroging.[1]
NDI is te herkennen aan polydipsia (extreme dorst) en polyuria (het
uitscheiden van grote hoeveelheden sterk verdunde urine). Deze kenmerken
zijn niet alleen kenmerken voor NDI maar ook voor andere vormen van
Diabetes Insipidus, maar ook voor andere vormen van Diabetes, zoals
Diabetes Mellitus (suikerziekte). Om toch te kunnen bepalen of er sprake
is van NDI, of een andere vorm van diabetes, wordt een dorstproef
uitgevoerd. Deze dorstproef houdt in dat de patiënt 5 tot 6 uur geen
water mag drinken. Tijdens deze waterloze periode worden de plasma
concentratie en het urine volume gemeten. Meteen na de periode kan de
urine concentratie worden gemeten. In geval van NDI zal de urine een
lage concentratie hebben en het bloed een hoge. Na deze metingen wordt
een infuus gegeven met synthetisch AVP, desmopressine acetaat (DDAVP).
Bij een NDI patiënt is er sprake van een totale resistentie tegen het
AVP, waardoor deze patiënt niet zal reageren op het infuus met AVP (de
urine blijft erg dun).
Met een mutatie test kan, na vaststellen van de diagnose NDI, worden
bepaald welk gen gemuteerd is en op welke plaats in het gen de mutatie
zit. Hiermee kan een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende
erfelijke vormen van NDI. Zie hiervoor AVPR2 en AQP2.[1,2]
NDI kan verworven worden door onder andere het gebruik van medicijnen.
Ook kan de ziekte erfelijk zijn. Dit is op meerdere manieren mogelijk,
zowel X-chromosomaal als autosomaal. Hier wordt verder op ingegaan bij “erfelijkheid”.
In het geval van X-chromosomale overerving is er sprake van mutaties in
het Arginine Vasopressine Receptor 2 (AVPR2) gen en in het geval van
autosomale overerving zijn er mutaties aanwezig in het Aquaporine 2
(AQP2) gen. Bij “erfelijke NDI” wordt ingegaan op de verschillende
mutaties in de twee genen en op welke manier deze mutaties NDI
veroorzaken.[1]
Erfelijke NDI kan nog niet worden genezen. Onderzoekers zijn momenteel
bezig met een onderzoek naar de toepassing van gentherapie. Wel is het
mogelijk NDI onder controle te houden. Dit wordt gedaan door veel te
drinken, door middel van een dieet voor een laag natriumgehalte of door
het gebruik van “thiazide diuretics” (deze zorgen voor een kleiner urine
volume).
Verworven NDI kan, afhankelijk van de oorzaak, worden behandeld. De
behandeling richt zich dan op de oorzaak van verworven NDI en is
daardoor specifiek voor een bepaalde oorzaak. Zie hiervoor Verworven
NDI.[2]
|